Solidariteit in de stad                       Arjeh Kalmann                    24 mei 2019

 

Solidariteit: je zou over dit thema makkelijk een hele avond kunnen spreken. Maar ik heb van de organisatie slechts 450 woorden gekregen. Waarvan ik er nu al 27 gebruikt heb.

Ik ga dus heel sterk focussen. Excuses alvast. Weer 8 woorden.

Ik neem u mee naar 1941.

Op 26 augustus van dat jaar kreeg de gemeente Amersfoort van de Duitse bezetter te horen dat alle joodse kinderen van de reguliere scholen moesten worden verwijderd en dat voor hen een apart joods schooltje moest worden opgericht. Rassenvermenging was niet langer gewenst. Het ging om ongeveer 45 kinderen. Alle scholen moesten opgeven welke van hun leerlingen joods waren, en kregen de opdracht deze van school te verwijderen. De besturen en directies deden dat zonder morren. Het merendeel van de briefjes aan de gemeente begint met de zinssnede: “In antwoord op uw schrijven… heb ik de eer…”

Er was slechts één school die weigerde. Juffrouw H.A. Albada, hoofd van een kleuterschool, schreef aan de gemeente: “Tot mijn spijt kan ik u geen opgave verstrekken van het aantal Joodse leerlingen, daar mijn geweten hiertegen in verzet komt.”

Toen er vervolgens een apart joods schooltje voor de 45 verbannen leerlingen zou komen in een lege vleugel van het gebouw van de Amersfoortsche School Vereniging protesteerde het bestuur van die school hier fel tegen. De joodse kinderen zouden namelijk ook gebruik moeten maken van de trappen, gangen, toiletten en van de speelplaats, en daar dus niet-joodse kinderen ontmoeten. Dat was volgens het bestuur echt strijdig met de maatregel om de joodse van de niet-joodse kinderen te scheiden!

Het plan werd ingetrokken en het joodse schooltje kwam in een lokaaltje in het wijkgebouw van de hervormde vereniging Uw koninkrijke kome aan het Laurens Costerplein.

Van de 45 leerlingen waren er aan het begin van het schooljaar 42/43 nog maar 21 over. Op 4 december 1942 werd er Chanoeka gevierd, met film, muziek, een stoelendans en versnaperingen. Alle kinderen gingen met een cadeautje naar huis. Op 1 maart 1943 zaten er nog 6 kinderen, en in april ging het schooltje dicht, wegens gebrek aan leerlingen.

Ik ontleen deze gegevens aan het onderzoek van Femke Mooijekind uit 2011 over de scheiding van Joodse en niet-Joodse leerlingen in het Amersfoortse onderwijs in 1941. Voor zover mij bekend is deze studie hier nauwelijks opgemerkt, en heeft ze zeker geen schokgolf veroorzaakt.

Ik was vorig jaar apetrots toen ik Amersfoortse kinderen massaal en hartstochtelijk zag demonstreren tegen uitzetting van hun Armeense schoolgenootjes Lili en Howick. Dat was een stukje hartverwarmende solidariteit van een nieuwe generatie kinderen met verdrukten van nu.

Maar de vraag is, dames en heren, of de kinderen, hun ouders, de leraren, wij allen ook zo solidair waren geweest als op deze solidariteit een zware straf had gestaan, misschien zelfs de doodstraf. Voor échte solidariteit is moed nodig. Echte solidariteit is dat je je deur opent voor mensen die in doodsnood bij je aankloppen. Ik weet van mezelf niet of ik zo’n held zou zijn. Dat weet iedereen pas van zichzelf als het zo ver is.

Overigens – en ik zit nu op 516 woorden – ben ik van mening dat er in Amersfoort een juffrouw H.A. Albadastraat moet komen.